Traumaverweking

Op dag 262 had ik ineens last van mijn knie. Het was de dag na een intensief half uurtje baantjeszwemmen. Hier in het Hoekse Badje heb je eigenlijk maar twee banen. Één baan van drie meter breed voor de snelle zwemmers, niet alleen bortscrawl, er staat op het bord zelfs bijgeschreven dat het ook voor schoolslag is, het enige wat ik eigenlijk nog kan maar dat kan ik wel goed. De rest van het zwembad is de andere baan, wat echt te langzaam is voor mij, het wordt een soort van ingewikkelde slalomtoestand. Dus zwem ik in de snelle baan, die ik in elk ander zwembad niet aan zou gaan. Meestal is het ook wel te doen, maar die dag gaf ik net wat teveel van mijzelf, want ik kon de gemiddelde snelheid maar net bijhouden. Maar mijn knie was er even klaar mee, en maakte dat een dag later kenbaar. Ik schoot meteen in de stress, want een jaar eerder had ik een flinke dikke knie gehad, pijnlijk, waar ik een paar maanden voor naar de fysio ging. En al kwam dat toen niet door het zwemmen, nu ging hetzelfde gebeuren rekende ik al vooruit. Twee dagen later echter bleek het loos alarm te zijn, het was enkel een waarschuwing van mijn lichaam. De pijn was alweer verdwenen als sneeuw voor de zon.

Het zette me aan het denken over traumaverwerking. Of trauma op zich. Want zoveel in mijn process heeft te maken met traumaverwerking. Natuurlijk heb ik een paar stevige trauma’s, al cijfer ik ze soms makkelijk weg. Maar een kind van vier die naar school wilt in een rokje en daarom uitgelachen wordt, lijkt me een ideaal recept voor een eerste trauma, gender onafhankelijk. In mijn geval dus de afkeuring ‘een jongen draagt geen rokje’, ook thuis door mijn moeder, die voor mij alle liefde op de wereld betekende. Dat mannelijk masker waar ik het wel eens over heb, is niet zozeer een masker opgebouwd door dingen die ‘mannen zouden moeten’ doen zoals ik het soms omschrijf, maar meer een masker opgebouwd door trauma’s. Jongens die me uitscholden omdat ik meisjesachtig was, meisjes die me niet in hun vriendenkring opnamen, mezelf die niet begreep waarom ik niet gewoon stoer was, de maatschappij die de bekende gendernormatieve etiketten nog graag plakte.

Als kind leer je van wat er om je heen gebeurd. Je neemt over wat er normaal gevonden wordt door je broers en zussen, ouders, leraren, klasgenoten. Het begrip transgender was natuurlijk nog vrij onbekend. Al vertelde iemand me onlangs dat er bij haar, in die tijd, ook twee transgender kinderen bij haar op de Vrijeschool zaten. Maar mìjn Vrijeschool-leraar kon de klas niet aan, gaf zelfs kledingadvies voor mij aan mijn moeder: ‘beter merkkleding dan tweede hands’. Ik denk ook dat de veilige omgeving bepalend was voor mijn welzijn. Mijn moeder probeerde mij meer mans te maken, ze stuurde me bijvoorbeeld de poort uit om het gevecht aan te gaan met een jongetje dat me daar opwachtte. Ik werd veel gepest in de buurt in die tijd. Maar in het pleeggezin, waar ik twee periodes van een jaar woonde, zat ik vooral in de periode toen ik rond de tien was beter in mijn vel, en werd ik niet gepest in de buurt.

Mijn pleegmoeder had van dezelfde leraar het advies meegekregen mijn haar kort te knippen. Het moment herinner ik me niet meer, wel vertelde mijn pleegmoeder laatst, met plaatsvervangende schaamte, dat ik het zonder protest liet gebeuren. Misschien was het ook niet zo erg, die dingen gaan vrij onbewust als je toch niet weet hoe je in elkaar steekt denk ik. Ik werd er niet minder om gepest. Daar was een verandering van school voor nodig, daarna ging het pas weer mis in het voortgezet onderwijs. Rond mijn 17, 18 begon ik beter te worden in vrienden vinden, diegenen die ook anders waren, meestal meiden, in ieder geval zachter van karakter. Op het Grafisch Lyceum besloot ik ergens mijn haar weer te laten groeien, en ik kocht een keltische ring omdat ik die mooi vond. Ik besloot toen heel duidelijk voor mijzelf te kiezen. Terugkijkend ben ik toen begonnen aan de lange zoektocht naar mezelf.

Het is iets als een vroegkinderlijk of chronisch trauma, alleen lijkt wat ik lees daarover veel heftiger. Gelukkig had ik als kind al hulp om me heen, al kwam de diagnose genderdysforie toen helaas nog niet veel voor bij de psycholoog, dus werd er niet gevonden ‘wat er loos was’, wat ik wel weer als iets negatiefs met me meedroeg. Ook had ik had een eigen positieve kracht die me altijd geholpen heeft. Waarschijnlijk is het diezelfde positieve kracht waarmee ik mij in dit 365 Jurkjes-project geworpen heb. Het zorgt er voor dat ik me elke dag presenteer aan jullie, zelfs een beetje vertel over wat ik doe op een dag. Ik denk niet dat ik zonder dit project in een soort mineur gezeten had, ik geniet enorm van het effect van de behandeling. Maar het helpt toch regelmatig om mezelf net wat hoger te tillen dan mijn trauma-reactie van plan was die dag. Zoals die knie op dag 262, ik neig soms weg te duiken, in de bangigheid, vanuit mijn trauma durf ik dan niet in mijn kracht te gaan staan. En dan doe ik dat toch, met dat extra leuke jurkje. En dan blijkt datgeen waarmee ik zat weer enorm mee te vallen, blijkt het leven zelfs gewoon fijn te zijn!

Scroll to Top