School begon goed in de kleuterklas op de Vrije school in Eindhoven, bij Juffrouw Ingeborg. Waarschijnlijk was het rokje wel meteen al een kantelpunt in de groepsdynamiek, en ik huilde veel. Maar ik mocht bij haar de juf op schoot, voelde me veilig. Ikzelf herinner me dat rokje niet, dat zit nog dieper verstopt. Mijn moeder en de foto vertelde daarover. Maar ik herinner me wel dat ik de veiligheid van juffrouw Ingeborg nodig had.
In groep drie, eerste klas, kwam ik bij een leraar die de boel niet in de hand had. De constructie bij de Vrije School was toen nog dat een leraar tot de middelbare bij dezelfde groep bleef. Ik was gedoemd. Ik moest nog steeds vaak huilen en werd veel gepest. Ik had een vriendinnetje, Geke, waardoor zij ook gepest werd. En soms trok ik op met Pepijn. Maar verder heb ik veel verdrongen van die tijd. Marian, mijn oudere zus, is nog een keer op het schoolplein voor me in de bres gesprongen.
Ik weet nog wel hoe leuk ik houtbewerking vond. Ik sneed een muis uit een stuk hout. Ik tekende die ook. De radeloze docent had allerlei noodsprongen. Zo adviseerde hij mijn moeder, die alleenstaand was en in de bijstand, om merkkleding te kopen. En later mijn pleegmoeder om mijn haar te kortwieken. Wat ik overigens gedwee onderging, ze deed het wel, vertelde ze me een tijdje terug, bang dat ze me vroeger pijn gedaan had. maar tussen de knipbeurten van haar andere kinderen door waardoor het niet opviel. Ik heb er geen nare herinneren aan over gehouden. Maar voor mij was mijn tijd op de vrije school vooral ellende. Ik was het huilkind, de huilebalk.
Nadat ik rond mij negende jaar in het tijdelijk pleeggezin in Eindhoven woonde, kwam ik in een ‘vast’ pleeggezin in Veldhoven. Het was geen succes, net als de school waar ik toen terecht kwam. Van de vrije school belande ik op een regulier basisschool, waar ik direct buitengesloten en gepest werd. Ik wilde zo graag naar de Driestam, de school waar mijn broertjes en zusje van het leuke pleeggezin naartoe gingen.
Dat werd gehoord. Na een half jaar of iets bij het pleeggezin veldhoven, die het liefst mijn moeder uit beeld wilden halen, kwam ik weer bij mijn moeder te wonen. Daar hoorde ook bij dat ik naar de Driestam mocht. Ik had niet ineens veel vriendjes, maar het was een kleine veilige school. Soms werd ik nog wel gepest, want ik huilde snel, maat het pesten kon alleen stiekem. En mijn eerdere pleegbroer en -zus zaten in een andere groep op dezelfde school. Het Cito advies was HAVO-VWO, maar mijn leraar adviseerde MAVO-HAVO.
Waarschijnlijk omdat het Eckart college een enorme school was, en er dus in niveau geschakeld kon worden, kwam ik in deze verschrikking terecht. De brugklas ging van A tot F, en alles kwam samen in de kantine. Ik kan me niets positiefs herinneren. Wel dat de drie stoere jongens van mijn klas op de Driestam er ook heen gingen, en zich volledig tegen mij keerde, ze konden me eindelijk pesten. Waarmee ze de rest van de klas, of ze voelde het, aanstuurde op mijn tijdelijke ondergang.
Ik bleef zitten. zelfs de mavo brugklas lukte me niet, zo voelde het, en thuis was het ook niet rustig. En niemand begreep natuurlijk wat mijn onderliggende probleem was, genderdysforie was vrijwel onbekend. Mijn moeder kreeg het voor elkaar dat ik naar een speciale vijfjarige MAVO kon. De Aloysius MAVO. Ik gedijde daar beter, vooral in het begin. Maar het gezinsvervangend tehuis was in Maastricht, en de vijfjarige MAVO daar was de oplossing. Ik kwam niet echt in een groepje, misschien een beetje naar het einde toe, maar had wel leuke contacten op school, ook van het gezinsvervangend tehuis geloof ik. Het was er in ieder geval rustig. Ik vond het zelfs leuk!
Tot het laatste jaar echter. Omdat ik naar het Grafisch Lyceum wilde, werd bedacht dat het beter voor mij zou zijn als ik het examenjaar op een reguliere school zou volgen. Ik werd hierin niet gehoord, nou ja, het werd me meer medegedeeld als beste optie. Ik mocht wel kiezen, maar ik herinner het me niet als een echte keuze. En zo werd het einde van de middelbare net zo’n hel als het begin. Ik kwam terecht op het Stedelijk Lyceum, in een klas met over de jaren vast gevormde groepjes. Het pesten ging weer full on. Wel vond ik een vriendin, Anne. Soms dacht ik dat ik verliefd was tip haar, maar ze was een hartsvriendin in die periode, wat mij door dat vreselijke examenjaar heen hielp.
Doordat het toelatingsexamen van het Grafisch Lyceum precies tijdens een toetsweek viel moest ik het overslaan. Het diploma was belangrijker, ik moest echt van die school af. Er viel een gat van een jaar, en dee oplossing werd de kopklas van het Grafisch LBO in Roermond. De leerstof was een eitje, de praktijklessen waren leuk, en ik kreeg vrienden! Vriendinnen vooral. Marginaal, maar het gaf mij moed voor de verdere studie. Ik kreeg hoop, en kon langzaam beginnen sterker te worden in de maatschappij.