Ilya heeft ruzie met een andere jongen. we leven in een soort woongemeenschap in de toekomst en in het nu. Want Ilya is gewoon 13. Hij heeft een stoere lichtblauwe denim blouse aan en passende pet. Staat hem goed. Ilya werd geslagen door de jongen. Hij vertelde het niet aan mij. Er is rumoer en ik ga erop af. Ik roep dat de dader moet komen. Het blijkt een man die ik ken van Vlieland. Alfa type. Dus toch niet een jongen. Het type dat vroeger bedreigend voor me was, die mij treiterde en meer. Hij komt naar boven. Ik voel me bedreigd maar besluit niet te vluchten, ik ga het aan. Hij slaat mij niet maar zegt dat Ilya in zijn ogen niet eerlijk is geweest. Ik geef aan dat een volwassen hoe dan ook nooit een kind mag slaan. We gaan op zoek naar de jongen om het uit te praten. Dus toch de jongen? We komen in een soort kantine, activiteitenruimte. Zoals vroeger. Druk.
Later zijn Ilya en ik in een laboratorium in Viarde. Van twee laboranten krijgen we een doorzichtig mondstuk in, en een soort snorkel, ook van transparant plastic. Erover een doorzichtig kunstof masker. Een beetje eng doet het aan allemaal. De omgeving gaat trillen. We lopen op een soort schip, over het gangboord. De maskers en andere atributen zijn weg. Alles trilt en golft. Alles beweegd, wij ook, een grote vibratie golft door ons heen, door onze materie, moleculen, alles gaat mee in lome golven. En ineens zitten we in een deftige ontvangstruimte. Antiek, zoals in de Shining of de Titanic film. Het is een soort lobby, ouderwets en chique. Er zijn bankjes en stoelen met tafeltjes. Ik vraag Ilya waar hij wilt zitten. We gaan zitten op de stoelen met groene kussens met gouden decoratie, met koperen nagels vastgezet in het zitvlak. De rugleuning is van gekerfd hout. Het doet oosters aan.
We krijgen champagne aangeboden. Ik neem een glas. Ilya gaat zelf jus d’orange halen. In de tussentijd komen en drie mensen aan onze tafel zitten. Vrij brutaal. Zij drinken hetzelfde brouwsel. Uit champagneglazen en uit een grote glazen kom. Na de laatste slok zijn ze plotseling verdwenen. Het enige wat over is zijn gebroken stoelpoten, stukken verspreid over de vloer rondom de tafel.
Ilya keert terug met de jus d’orange. Ik vertrouw het niet, de sap in zijn glas ziet er precies uit als de champagne in mijn glas. Een voorbijganger adviseert het juist wel te drinken, maar precies als de golven beginnen. ‘Het is om te reizen. De derde golf die zo komt is onze laatste kans’, zegt hij. Ik realiseer me dat we helemaal niet zijn waar we moeten zijn. Een ander universum, niet onze wereld. De ruimte voelt ook vreemd aan. We zijn in een tussenstation. Daarom is het een lobby. Het is niet echt, maar toch is het echt. Als we er niet uitkomen zijn we verloren, waarschijnlijk dood. Ik zeg tegen Ilya het glas niet meteen helemaal leeg te drinken, want als we het niet tegelijkertijd doen, en niet op juiste moment, raken we elkaar kwijt voor altijd. We drinken onze glazen voorzichtig leeg tot er precies één slok over blijft.
En dan ineens begint alles te trillen, alsof er een aardbeving gaande is. De derde golf begint. Ik pak Ilya’s hand vast. Ik weet niet of ik hem kwijt zal raken. Ik ben zelfs doodsbang voor de mogelijkheid dat we elkaar kwijt zouden kunnen raken. We kunnen ook geen tijd of plaats instellen. We moet volledig vertrouwen op onze verbinding, een vorm van telepathie tussen onze geesten. Het schudden wordt net zo sterk als de eerste keer. Onze lichamen beginnen te golven, net als de hele lobby. Niets is vast, alles golft. Ik roep door het lawaai heen: ‘Nu! In drie tellen.’. We tellen samen af, en bij de laatste tel nemen we de laatste slok. Het trillen, schudden, golven, het overheerst al het geluid. Het overheerst het zijn. En ineens is het weg.
We zitten weer in het lab. We doen onze maskers, bitjes en snorkels af. Blijkbaar droegen we die de hele tijd. Waren we wel fysiek weg? De wetenschappers zijn verheugd, het is ons gelukt om terug te keren. Samen. Ik ben enorm opgelucht. Ilya gaat even lopen om bij te komen. Wat later leg ik de laboranten uit dat er een melodie is blijven hangen. Een reekst tonen die belangrijk zijn tijdens het reizen. Ik vraag een reader om het in op te schrijven. Ik laat ze zien dat het met getallen te maken heeft. Ik probeer de melodie op notenschrift te noteren. Ik vind het lastig, maar het lijkt te lukken. Terwijl ik bezig ben gaat de omgeving schudden en golven. Ik roep geschrokken dat het weer begint. De laboranten komen in paniek aanrennen met het masker, snorkel en mondstuk die nodig zijn om het te overleven.
Dan komt Ilya binnen rennen. Gelukkig, ik wil hem niet kwijt. Ilya roept: ‘de getallen, je bent met de getallen bezig!’. Ik realiseer me wat hij bedoeld. De noten en de getallen die ik opschrijf activeren de trillingen, de gate. Ik stop met het notuleren van de getallen. De golven die door mijn lichaam, het lab, mijn wereld gaan ebben weg. We zijn veilig.